Zes uur en de wekker gaat. Tijd om op te staan, de pas staat al gepakt, we eten een snel ontbijt. Het is stil in huis, Julia is er niet, die logeert bij oma. Toch zijn we niet geheel op tijd in het ziekenhuis. Daar aangekomen worden we naar een verloskamer gebracht en in geen tijd lig ik aan een ctg apparaat. Het gaat goed met je, jij hebt het naar je zin in mijn buik. Mijn lichaam is er niet klaar voor en zal vandaag voorbereid worden op je komst. Het kan zijn dat de bevalling al in gaat zetten, het kan ook zijn van niet. We wachten af, maar al snel blijkt dat er weinig op gang komt. Dus erhuis ik naar een ziekenhuiskamer om af te wachten. Teleurstelling maakt zihc van mij meester, hoeveel tijd gaan we dit keer nodig hebben? Ik ben hier te ongeduldig voor. Ik ben nieuwsgierig naar je. Wie ben je? Wat ben je? Wie ga je worden? Ik mis Julia. Wat is het stil zonder haar. ’s Avonds begint mijn buik te rommelen. Het zakt weer af na een ontspannende douche, er is wel genoeg ruimte om bij de vliezen te komen.

De nacht is onrustig, het infuus met de antibioticum is niet te harden van de pijn. Ik vraag verschillende keren of dit gewoon is, dat wordt bevestigd. Het is een lange nacht van half slapen, half waken, eindeloze toiletbezoeken.

Opnieuw naar een verloskamer. De verloskundige kan niet bij de vliezen, maar de gynaecoloog wel. Er wordt flink gewroet en getrokken en krak, daar gaan ze. Je binnenbadje loopt leeg, wat een zwembad! Het afwachten begint, maar er komen geen weeen, dus een tweede infuus wordt aangelegd, het is een uur of elf. Na een half uurtje beint de oxytocine zijn werk te doen. Ik heb me voorgenomen te trachten dit maal niet tegen de pijn te vechten, maar deze te verwelkomen. Het valt mee, al snel stuur ik mijn ademhaling naar mijn buik. Na een verdubbeling van de dosering worden de golven intenser, maar ik blijf de pijn verwelkomen. Ik lees zelfs af en toe nog een bladzijde uit mijn boek. Alleen de pijn van infuus 1 is ondragelijk en ik kan me daardoor bijna niet op mijn buik concentreren. De anestesit meot uitkomst brengen door opnieuw een infuus te prikken. Daarvoor moeten we naar beneden. Wat een vreemde ervaring: liggend op een bed weeen wegpuffen in de gang, in de lift en in de uitslaapkamer. Er worden vruchteloos geprikt, maar gelukkig weet iemand een goed vat te vinden. Er zal echter een ander antibioticum ingaan, om de pijn te verlichten. Danmaar bulten morgen.

Het toucheren levert een teleurstellende 3 cm op. Het besef van tijd is wat verdwenen, de weeen worden sterk en ik besef mij dat ik dit niet tot laat in de avodn ga volhouden, vraag om een ruggeprik, maar toucheren leert dat dat geen zin meer heeft: 7 cm, ik zal er door heen moeten. IK vraag of zij (Michiel, de verloskundigen, verpleging) mij willen helpen, dit doen zijn vol overgave. Ik ben ze diep dankbaar, het geeft toch een wat minder eenzaam gevoel. IK mag persen, maar je zit nog veel te hoog, je moet zakken. Ik moet gaan staan, dat is een soort marteling. Jij vindt het ook maar niks, je harttonen dalen schrikbarend, dus de gynaecoloog wordt erbij geroepen. Ik moet weer gaan liggen en dat vindt jij in elk geval erg prettig en je herstelt je. Dan moet ik het gaan doen. Het is niet te geloven, maar het lukt, ik voel je dalen. Wanhopig roep ik om hulp en hoel lang dit nog duurt. Maar er is geen weg terug, ik moet door. Dan ineens krijg ik te horen dat je er bijna bent. Ik gellof ze niet... vreemd genoeg, terwijl ik je voord e deur voel. Dan paniek, een knip, een arts die je geloof ik ui tmij haalt. Zuchten, persen, ik probeer braaf te doen wat mij nopgedragen wordt. En nda ineens, loopt de arts weg met een slap kindje op zijn arm. “Ga er achteraan”, bijt ik Michiel toe en in paniek vraag ik wat ze met mijn kindje doen. Dat slappe kindje moet de mijne zijn. De verloskunidge vraagt me of ik gezien heb wat het is, nee, ik heb mijn kind neit gezien. Vanaf de gang hoor ik een huilt, jij bent het, zo bevestigt iedereen mij, je bent een mannetje. Tristan, je bent geboren en je hebt het moeilijk. Je bent sterk, na een minuut huil je en na tien minuten krijg je een 9 van de arts. Je ligt op mijn buik met ene blauw voorhoofd. Verbaasd stel ik vast dat je totaal neit op Julia lijkt. De emoties zijn zo fel dat ik niet kan huilen, pas later, uren later komen de tranen van geluk. Het hechten duurt lang, mar dat geeft neit, jij bent bij ons en je knapt op, je bent erbij. Een douche, een ritje naar de kamer, jij naast me in je wieg,e. Ik heb trek. Wat ik eet, weet ik niet. Het Nederlands elftal wint van Roemenie, het zal wel. Jij levert een grootse prestatie door meteen goed te drinken. Mijn held, mijn Tristan. Huilen doe je niet, je kreunt slechts.